Gratis online uitleg Duitse naamwoorden
|
|
deutsche Pronomen - Theorie - Schema
persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - vragend voornaamwoord - betrekkelijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - vragend voornaamwoord - betrekkelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord - Personalpronomen
1. Fall
ich du er sie es wir ihr sie Sie |
3. Fall
mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen |
4. Fall
mich dich ihn sie es uns euch sie Sie |
Nederlands
ik - mij/me jij - jou/je hij - hem zij/ze - haar het wij/we ons jullie zij/ze - hun - hen u |
Bezittelijk voornaamwoord - Possessivpronomen
mein....
dein.... sein... ihr... unser... euer... ihr... Ihr... |
mijn
jouw / je zijn haar onze / ons jullie hun uw |
|
Let op:
'ihr' kan meerdere betekenissen hebben:
als persoonlijk voornaamwoord betekent het 'haar' of 'jullie' ; als bezittelijk voornaamwoord betekent het 'haar ...' of 'hun ...' en komt er nog een uitgang achter (behalve bij eerste naamval mannelijk en onzijdig en vierde naamval onzijdig)!
'haar' kan op meerdere manieren in het Duits vertaald worden: als pers. vnw. 3e naamval 'ihr' ; als pers. vnw. 4e nv. 'sie' ; als bez.vnw. 'ihr...' met uitgang!
De bezittelijke voornaamwoorden behoren tot de 'ein-groep'
'ihr' kan meerdere betekenissen hebben:
als persoonlijk voornaamwoord betekent het 'haar' of 'jullie' ; als bezittelijk voornaamwoord betekent het 'haar ...' of 'hun ...' en komt er nog een uitgang achter (behalve bij eerste naamval mannelijk en onzijdig en vierde naamval onzijdig)!
'haar' kan op meerdere manieren in het Duits vertaald worden: als pers. vnw. 3e naamval 'ihr' ; als pers. vnw. 4e nv. 'sie' ; als bez.vnw. 'ihr...' met uitgang!
De bezittelijke voornaamwoorden behoren tot de 'ein-groep'
Vragend voornaamwoord - Interrogativpronomen
1 wer ?
2 wessen ?
3 wem ?
4 wen ?
In het Nederlands betekent het 'wie ?' Er wordt geen verschil gemaakt tussen mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud.
Beispiele:
Wer hat das gesagt?
Wie heeft dat gezegd? "Wer" is onderwerp (eerste naamval)
Wessen Auto wurd geklaut?
Wiens auto werd gejat? (van wie = tweede naamval)
Wem hast du es erzählt?
Aan wie heb je het verteld? (aan wie = meewerkend voorwerp > derde naamval)
Wen hast du gestern gesehen?
Wie heb je gisteren gezien? (lijdend voorwerp = vierde naamval)
2 wessen ?
3 wem ?
4 wen ?
In het Nederlands betekent het 'wie ?' Er wordt geen verschil gemaakt tussen mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud.
Beispiele:
Wer hat das gesagt?
Wie heeft dat gezegd? "Wer" is onderwerp (eerste naamval)
Wessen Auto wurd geklaut?
Wiens auto werd gejat? (van wie = tweede naamval)
Wem hast du es erzählt?
Aan wie heb je het verteld? (aan wie = meewerkend voorwerp > derde naamval)
Wen hast du gestern gesehen?
Wie heb je gisteren gezien? (lijdend voorwerp = vierde naamval)
Betrekkelijk voornaamwoord - Relativpronomen
mannelijk enkelvoud
1 der 2 dessen 3 dem 4 den |
vrouwelijk enkelvoud
die deren der die |
onzijdig enkelvoud
das dessen dem das |
meervoud
die deren denen die |
Een betrekkelijk voornaamwoord slaat altijd terug op een woord of woordgroep uit de hoofdzin (het antecedent). Het antecedent bepaalt het getal en geslacht van het betrekkelijk voornaamwoord (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud). De naamval van het betrekkelijk voornaamwoord hangt af van de functie in de bijzin (1e , 2e , 3e of 4e naamval).
Duitse betrekkelijke voornaamwoorden beginnen altijd met een 'd', nooit met een 'w' zoals soms wel in het Nederlands!
Voorbeeldzinnen:
Der Mann, der all sein geld verloren hat, ist ziemlich unglücklich.
"Der Mann" (antecedent) is mannelijk enkelvoud; binnen de bijzin is het betr. vnw. het onderwerp, dus 1e naamval
Die Frau, deren Kinder ich nicht kenne, wohnt in der Nähe.
"Die Frau" (antecedent) is vrouwelijk; betr. vnw is 2e naamval (van wie / wier)
Das Kind, dem wir ein Fahhrad geschenkt haben, ist sehr glücklich.
"Das Kind" is onzijdig; betr. vnw. is 3e naamval (meewerkend voorwerp binnen de bijzin)
Die Leute, die du dort siehst, sind sehr reich.
"Die leute" is meervoud; betr. vnw. is 4e naamval (lijdend voorwerp in de bijzin)
Voor het betrekkelijk vnw. kan een voorzetsel staan. In dat geval bepaalt het voorzetsel de naamval:
Der Mann, für den sie die Blumen gekauft hat, ist weltberühmt.
"Der Mann" = mannelijk ; "für" heeft de vierde naamval
Das Geschenk, auf das ich lange gewartet habe, wurde heute besorgt.
Der Stuhl, auf dem du sitzt, ist nicht sehr solide.
...
Relativpronom üben - betrekkelijk voornaamwoord oefenen
Duitse betrekkelijke voornaamwoorden beginnen altijd met een 'd', nooit met een 'w' zoals soms wel in het Nederlands!
Voorbeeldzinnen:
Der Mann, der all sein geld verloren hat, ist ziemlich unglücklich.
"Der Mann" (antecedent) is mannelijk enkelvoud; binnen de bijzin is het betr. vnw. het onderwerp, dus 1e naamval
Die Frau, deren Kinder ich nicht kenne, wohnt in der Nähe.
"Die Frau" (antecedent) is vrouwelijk; betr. vnw is 2e naamval (van wie / wier)
Das Kind, dem wir ein Fahhrad geschenkt haben, ist sehr glücklich.
"Das Kind" is onzijdig; betr. vnw. is 3e naamval (meewerkend voorwerp binnen de bijzin)
Die Leute, die du dort siehst, sind sehr reich.
"Die leute" is meervoud; betr. vnw. is 4e naamval (lijdend voorwerp in de bijzin)
Voor het betrekkelijk vnw. kan een voorzetsel staan. In dat geval bepaalt het voorzetsel de naamval:
Der Mann, für den sie die Blumen gekauft hat, ist weltberühmt.
"Der Mann" = mannelijk ; "für" heeft de vierde naamval
Das Geschenk, auf das ich lange gewartet habe, wurde heute besorgt.
Der Stuhl, auf dem du sitzt, ist nicht sehr solide.
...
Relativpronom üben - betrekkelijk voornaamwoord oefenen
|
|