Pouvoir - vervoeging - uitleg |
|
Hieronder vind je de vervoeging (conjugaison) van het Franse werkwoord pouvoir in de belangrijkste tijden met vertaling
Infinitif: pouvoir
|
Hele werkwoord (infinitief):
kunnen, mogen |
Présent
Je peux Tu peux Il peut Nous pouvons Vous pouvez Ils peuvent |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
ik kan jij kunt hij kan wij kunnen jullie kunnen / u kunt zij kunnen |
Passé composé
J'ai pu Tu as pu Il a pu Nous avons pu Vous avez pu Ils ont pu |
Voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
ik heb gekund jij hebt gekund hij heeft gekund wij hebben gekund jullie hebben / u heeft gekund zij hebben gekund |
Imparfait
Je pouvais Tu pouvais Il pouvait Nous pouvions Vous pouviez Ils pouvaient |
Onvoltooid verleden tijd (o.v.t.)
ik kon jij kon hij kon wij konden jullie konden / u kon zij konden |
Futur simple
Je pourrai Tu pourras Il pourra Nous pourrons Vous pourrez Ils pourront |
Onvoltooid tegenwoordige
toekomende tijd (o.t.t.t.) ik zal kunnen jij zult kunnen hij zal kunnen wij zullen kunnen jullie zullen / u zult kunnen zij zullen kunnen |
Conditionnel / Futur du passé
Je pourrais Tu pourrais Il pourrait Nous pourrions Vous pourriez Ils pourraient |
Onvoltooid verleden
toekomende tijd (o.v.t.t.) ik zou kunnen jij zou kunnen hij zou kunnen wij zouden kunnen jullie zouden / u zou kunnen zij zouden kunnen |