Engels gemengde tijden (mixed tenses) oefening 1
Vertaal de zinnen vanuit het Nederlands naar het Engels
De antwoorden staan onder de oefening.
1 Volgende week ben ik in Parijs voor een kunsttentoonstelling.
2 Schiet op! Ik sta al een uur te wachten.
3 Toen ik hem ontmoette, woonde hij sinds een paar jaar in Londen.
4 Ik zat televisie te kijken toen de telefoon ging.
5 Waar is je vader? Hij helpt mijn moeder.
6 Als ik jou was, zou ik dat niet doen.
7 Vorige week heb ik een nieuwe computer gekocht.
8 Kijk, die auto rijdt heel hard.
9 Wat zou je doen als je de loterij zou winnen?
10 Werkt u op een bank?
11 We kennen elkaar nu al tien jaar. Ik had nooit gedacht dat jij zoiets zou doen.
12 Toen wij aankwamen, was de film al begonnen.
13 Heb je ooit zo'n mooi verhaal gelezen?
14 Hij heeft zes maanden in Newcastle gewoond. Daarna is hij naar Leeds verhuisd en nu woont hij in Oxford.
15 Maak je niet druk. Ik bel je zodra het vliegtuig geland is.
2 Schiet op! Ik sta al een uur te wachten.
3 Toen ik hem ontmoette, woonde hij sinds een paar jaar in Londen.
4 Ik zat televisie te kijken toen de telefoon ging.
5 Waar is je vader? Hij helpt mijn moeder.
6 Als ik jou was, zou ik dat niet doen.
7 Vorige week heb ik een nieuwe computer gekocht.
8 Kijk, die auto rijdt heel hard.
9 Wat zou je doen als je de loterij zou winnen?
10 Werkt u op een bank?
11 We kennen elkaar nu al tien jaar. Ik had nooit gedacht dat jij zoiets zou doen.
12 Toen wij aankwamen, was de film al begonnen.
13 Heb je ooit zo'n mooi verhaal gelezen?
14 Hij heeft zes maanden in Newcastle gewoond. Daarna is hij naar Leeds verhuisd en nu woont hij in Oxford.
15 Maak je niet druk. Ik bel je zodra het vliegtuig geland is.
Engelse vertaling:
1 Next week I'll (I will) be in Paris for an exhibition.
2 Hurry up! I've (I have) been waiting for an hour.
3 When I met him he had lived in London for a few years.
4 I was watching television when the phone rang.
5 Where's (is) your father? He's (is) helping my mother.
6 If I were you, I wouldn't do that.
7 Last week I bought a new computer.
8 Look, that car is driving very fast.
9 What would you do, if you won the lottery?
10 Do you work at a bank?
11 We have known each other for ten years now. I would never have thought that you would do such a thing.
12 When we arrived, the movie had already started.
13 Have you ever read such a beautiful story?
14 He lived in Newcastle for six months. Then he moved to Leeds and now he lives in Oxford.
15 Don't worry. I will call you as soon as the plane has landed.
1 Next week I'll (I will) be in Paris for an exhibition.
2 Hurry up! I've (I have) been waiting for an hour.
3 When I met him he had lived in London for a few years.
4 I was watching television when the phone rang.
5 Where's (is) your father? He's (is) helping my mother.
6 If I were you, I wouldn't do that.
7 Last week I bought a new computer.
8 Look, that car is driving very fast.
9 What would you do, if you won the lottery?
10 Do you work at a bank?
11 We have known each other for ten years now. I would never have thought that you would do such a thing.
12 When we arrived, the movie had already started.
13 Have you ever read such a beautiful story?
14 He lived in Newcastle for six months. Then he moved to Leeds and now he lives in Oxford.
15 Don't worry. I will call you as soon as the plane has landed.